Moest je de weegschaal geloven, dan is er niets aan de hand. Toch zit er hier en daar een vetrolletje dat er voordien niet zat. Zie je er iets minder stevig uit, ook al is je gewicht nauwelijks veranderd? Doe dan eens een vetmeting.
Meten is weten. En aan je lichaam kan je een heleboel meten. Niet alleen met de weegschaal of de meetlat. Je kan ook andere aspecten laten meten, zoals je vetpercentage, je bot- en spiermassa, en je lichaamsvocht. Die gegevens over de samenstelling van je lichaam geven je veel meer inzicht om je eigen lichaam beter te begrijpen. Op basis daarvan kan je een veel efficiënter trainingsschema opstellen en gemakkelijker afvallen.
Wat betekent het vetpercentage?
Het vetpercentage is de procentuele proportie vet in je lichaam. Dat wordt gemeten met een vetmeting. Een vetmeting is belangrijker dan op de weegschaal gaan staan. Spieren wegen meer dan vet. Vet kwijtraken door meer te sporten houdt dus niet automatisch in dat je minder gaat wegen. Dankzij het sporten bouw je spieren op, neemt je vetpercentage af en ga je er strakker uitzien. Als je spiermassa verliest, kan je dikker worden terwijl je in gewicht afneemt!
Je doel voor een gezondere leefstijl is dus je vetpercentage geleidelijk verminderen.
Hoe wordt een vetmeting gedaan?
Voor de meest precieze vetmeting gebruikt men een huidplooimeter. Vraag eens aan een Basic-Fit personal trainer om een vetmeting bij je uit te voeren. Die weet exact op welke manier de huidplooimeter gebruikt wordt en welk vetpercentage voor jou gezond zou zijn. Hij of zij kan je dan helpen bij het samenstellen van een trainingsschema dat jou op het lijf geschreven staat.
Nog enkele tips
Nog vier tips voor een correcte opvolging:
-
Doe de vetmeting steeds op hetzelfde tijdstip van de dag
-
Meet je vetpercentage vóórdat je gaat trainen
-
Doe de vetmeting systematisch, bijvoorbeeld om de twee weken
-
Hou je vooruitgang bij! Noteer al je resultaten.